Selecteer een pagina

19 oktober 1953 – Wat des Christus is

Wij heten U welkom in deze gewijde opperkamer, waarin wij opnieuw samenkomen na de langdurige afwezigheid door verschillende omstandigheden. Het is in het bereik van Uw vermogen om deze gebeurtenissen des levens te begrijpen en toch ook niet. Wij komen samen in deze sfeer van vriendschap, van liefde, van begrijpen en willen begrijpen en aanvaarden, zoals nimmer tevoren. Wij komen samen gesterkt en geschraagd door de ervaringen, die ieder Uwer heeft opgedaan in de afgelopen periode. Wij komen samen geenszins betreurende het feit dat wij niet samen kwamen in zovele weken, want ieder Uwer heeft eigen ervaringen ter verrijking van het eigen Zelf beleefd. Ervaringen die beleefd en verworven moesten worden opdat Gij uitgroeien zoudt, ieder van U, tot de gestalte en de grootte, die voor U bestemd waren, van het begin af aan.

Wij komen samen en het past ons, ieder van ons persoonlijk en gezamenlijk, om dankbaarheid te betuigen en de lof te zingen van Hem die ons schiep, ons leidde, onze wegen richtte naar Zijn plan en zó ons ook nu samen doet komen en samen doet zijn in het geestelijk levend bewustzijn dat wij één zijn in Hem.

Wij komen ietwat zoals vele groepen overal ter wereld nu en in het verleden samen gebracht werden, telkens en telkens weer, groepen van welwillende mensen, welwillend ten opzichte van elkander en van het geheel der menselijke familie. Welwillend ook in vele, zeer vele gevallen ten opzichte van de andere sferen, waarin geestelijke levende menselijke wezens zich voortbewegen en voortbestaan op de weg die wij allen gaan moeten. Wij komen ietwat op gelijke wijze hier in de opperkamer bijeen, opdat wij gesterkt mogen worden, opdat de richting onzer schreden duidelijker moge zijn voor ons en wanneer dat voor ons zo is, opdat wij duidelijker gericht, anderen mogen pogen leiding te geven. Nietwaar zo is het, mijne vrienden.

Wij komen samen in die eenheid en harmonie waarover wij wel zeer dikwijls reeds gesproken hebben. Een geest van liefde voor elkander en voor anderen verbindt ons. Nietwaar, zo is het mijn vrienden. Die schept de eenheid, die wij betrachten willen, wij komen samen ietwat gelijk als geschiedde in dagen van weleer. Wij denken b.v. aan de eerste Christengemeenten, die gesticht werden kort nadat de Zoon van God het aardse leven verlaten had in de stoffelijke vorm. Wij denken aan de boodschappen, die de discipelen en die de apostelen aan die gemeenten gezonden hebben. Wij denken aan de gevaren die U dreigden en nog blijven bedreigen als een gemeenschap, een groep, en wij zien vele punten van overeenkomst tussen Uw omstandigheden en de omstandigheden die toen die groepen van welwillenden bedreigden. Wij denken aan het woord van de grote apostel der heidenen Paulus, die schrijft in één zijner vele brieven hoezeer het hem bedroeven gaat wanneer hij bemerkt dat vele van die groepen van welwillende mensen zich meer bekommeren om wat hunzelfs is, dan om wat des Christus is.

Wij willen U vanavond gaarne spreken over dit woord. Wij willen U daarover spreken omdat wij de gevaren die uitgedrukt worden in dit woord van de apostel zo volledig begrijpen kunnen uit eigen ervaring en uit hetgeen wij waarnemen kunnen onder U en vele anderen. Jazeker, ondanks al het wélwillen komt het nog steeds voor, dat men als het ware zich minder richt naar dat wat des Christus is en meer vasthoudt aan wat van onszelf is.

Wij kunnen hieromtrent spreken met betrekking tot onszelf. Ook wij in onze sfeer begaan die fouten, welwillend en goedwillend, zo wij ook zijn. Wij kunnen immers de ijver voelen branden in onze harten om dit uit te drukken in voor U verstaanbare taal. IJver om te redden datgene wat verloren wil gaan volgens onze zienswijze. IJver om op te heffen wat dreigt te verzinken. Nietwaar, wij allen kennen deze gevoelens en hoe nobel lijkt het ons aan die ijver gevolg te geven en die impulsen om te zetten in een dadendrang, en inderdaad het werk van opheffing ter hand te nemen en inderdaad te helen datgene wat wond geslagen lijkt.

Welnu, mijn vrienden, er is een aspect van dit opheffingswerk, dat zeker nobel en goed is en de mens tot eer zou strekken. Maar laten wij ons hierbij leiden door de juiste motieven gezien in het licht van het woord van de apostel Paulus, zoals wij U dit zoëven vertaalden.

Wij denken dat wij allen soms en veelal misschien geneigd zijn ons te stellen op de plaats van Hem, die richt over wat goed en verkeerd is. Wij denken dat wij allen soms welwillend, zo wij ook zijn, ons menen te kunnen toeëigenen het recht om te spreken van wat de goede bedoeling met het leven en het Zijn van onszelf en anderen moet wezen.

Wij kunnen in dit verband inderdaad spreken dat wij meer bezorgdheid hebben voor hetgeen onszelfs is, dan wat des Christus is.

Ja inderdaad, goede vrienden, zo gaat het ons ook. Wij kennen deze impulsen en wij kennen de gevaren daarvan. Wij weten het. Uit eigen ervaring, inderdaad. Wij komen tot U vanavond om U te waarschuwen, zo dit mag, opdat Gij en wij in wat voor ons ligt ons duidelijker steeds bewust zullen zijn, dat het niet gaat om wat van onszelf is, ook bij de edelste impulsen. Maar dat wij gericht blijven, zijnde gegrondvest als “wat des Christus is.” Ja, daarom gaat het immers. Steeds weer komen wij daarop terug. Dat wij toch in het verleden niet duidelijker taal konden spreken met U is jammer, voorwaar, want wij willen zo gaarne het scherpste beeld aftekenen van waarom het eigenlijk gaat. Ons samen-zijn, ons eigen-zijn, ons één-zijn met U heeft één doel en één doel alleen en dat is, dat Gij, en ook wij in deze sfeer, dieper en duidelijker dan ooit beseffen zullen waarom het gaat. Dat is, dat wij een richting kiezen mogen, allen gezamenlijk, en dat kan alleen wanneer ieder voor zich die richting gekozen heeft en die richting duidelijk zien mag. Het gaat erom, dat in U en in ons het Christusbeeld inderdaad duidelijker en krachtiger vorm aanneemt. Wij spreken niet van een vage gelijkenis, wij spreken niet een uitduiding aan omtrent een ideaal dat nagevolgd mag worden, geenszins, daarom gaat het niet. Dat is geprobeerd in alle lagen van de christelijk zich noemende bevolking. Men heeft de Christus getekend als een ideaal en inderdaad vele idealen zijn er om nagestreefd te worden, maar niet om in werkelijkheid in vervulling te gaan, beleefd te worden, vorm te krijgen, vorm te nemen, gestalte-wording te zien.

Zo wensen wij het en Gij ook. Dat is de richting die wij aangegeven hebben gezien, een verwording van het “Zelf,” een loslating van het “zelf.” Hebben wij U ooit gesproken, dat het gemakkelijk zou zijn, hebben wij U ooit gesproken, dat het een liefelijke weg van geur en bloemen zou wezen, hebben wij U ooit gezegd, dat de moeilijkheden U uit de weg geruimd zouden worden, hebben wij U ooit voorgehouden, dat gij een gemakkelijk pad zou gaan, geenszins. Wij hebben gesproken met U over de waarde en de betekenis van het kruis in het leven van een ieder van ons. Wij hebben geduid op de noodzakelijkheid, dat gij telkens en telkens weer de voorportalen van de dood bezoeken zoudt of dat Gij de kruisdood zelf smaken zoudt. Nietwaar, dat zijn de woorden, die wij bij voorgaande gelegenheden met U gesproken hebben, U ter overdenking gevende, U ter kiezing voorgelegd hebben, wat Gij moet kiezen, telkens en telkens weer, of Gij een nieuwer, zwaarder kruis aanvaarden kunt.

Dat waren de waarschuwingen, die toen gepast hebben in Uw voorbereiding. Gij en wij zijn nu verder gegaan op de weg. En wij komen thans tot het duidelijker inzicht van de richting, die gegaan moet worden. En wij zeggen het en Gij met ons, één keuze staat ons open, één weg vervolgen wij, één richting kiezen wij, één richting geven wij aan al ons denken, al ons doen, ons gehele Zijn. Dat betekent mijn vrienden, dat Gij en wij gekozen hebben, bewust, uit het Goddelijke dat in ons is, dat ons de kracht en het vermogen tot kiezen gegeven heeft, één weg te gaan, de weg die voert tot de eenwording met Christus, de weg die voert tot de vormgeving van Christus in ons, in ons Zijn.

Wij spraken met U over de waarschuwingen, die nodig waren opdat Gij niet vervallen zoudt in de fouten, die gemaakt werden in die eerste Christengemeenten waarover wij U gesproken hebben en aan wie het woord gericht werd van de apostel Paulus, dat er meer bezorgdheid bestond bij hen, die de Gemeenschap vormden, omtrent hetgeen dat het hunne was en minder om wat des Christus was.

Dat woord heeft een diepere zin mijn vrienden en Gij kunt wellicht reeds begrijpen, dat wij dit waarschuwende woord tot U richten willen, want velen in die eerste Christengemeenten hebben gemeend toch zeker de juiste weg te vervolgen, doordat zij het kruis hooghielden, doordat zij het levende ideaal wilden zijn wat zij anderen voorgehouden hadden. Inderdaad, zo was het. Maar wanneer men samen komt en samengebundeld wordt in de aardse sfeer, is het welhaast onmogelijk gebleken om vrij te blijven, geestelijk vrij, individueel geestelijk levend vrij en toch de gebondenheid te kennen die de band der liefde vormt. Wanneer wij nagaan hoe in de historie de gemeenten gevormd werden en andere groepen van welwillende mensen, mensen wier wil gericht was op het goede, het grote, het hoogste zelfs, dan zien wij hoe steeds de mens afvalt van wat des Christus is en zich keert naar datgene wat des mensen is.

Wij noemen U het voorbeeld hoe men reglementerend en ordonerend optreden meent te moeten in menselijk verband en hoe dan de geest die vrijheid waarborgt en vrijheid nodig heeft om in het leven te blijven, gekluisterd dreigt te worden en gekluisterd wordt. Wanneer Gij, mijn vrienden, ertoe over zoudt gaan regels te stellen voor het een of het ander dat met Uw geestelijk leven verband houdt, regels die een dwang zouden betekenen, bevelen zoudt uitvaardigen voor Uzelf, nog niet eens voor anderen, van precies hoe Gij wenst dat Uw geestelijk leven zich ontwikkelen zou, hoe de uren bepaald moeten worden waarop Gij bewustzijn zoudt willen aanwakkeren, mijn vrienden, wanneer Gij zo de geest aan banden leggen wilt, dan snoert Gij het geestelijk leven in, dan beperkt Gij de mogelijkheden tot activiteit, dan ook gaat niet in vervulling dat de geest, die vrijheid is, vrijheid maakt.

Wanneer gij zo werkt op enig gebied, dan zult Gij zien hoe daar het edelste motief, de hoogste impuls, het dichtst bij de vervulling van het ideaal staande, dadenwensen te verrichten, zich keren gaat naar de mens en dat wat des Christus is minder belangrijk gaat worden.

Wij willen hiervoor U waarschuwen. En ook verder gaan onze woorden. Ook verder gaan immers onze ervaringen. Wij willen U waarschuwen. Wanneer wij een zieke bezoeken en wij duiden op de gevaren van het ziektebeeld en het ziek-zijn, dan kunnen wij onmogelijk daarmede volstaan. Wij weten het. Veel zieken worden op deze wijze bezocht door welwillenden. Zij komen en gaan en in het spoor van hun Zijn blijft achter onzekerheid en ontevredenheid. Zo willen wij niet bij U komen, neen geenszins. Wij willen naast de waarschuwing aangeven het redmiddel, het enigste dat vrijwaring beduidt voor de gevaren van

Uw en ons samenzijn in dit opzicht. Wij willen U in herinnering brengen het woord destijds reeds tot U gesproken “Jaagt de liefde na.” Wanneer Gij dat wilt doen en steeds voor ogen houden de rol en de betekenis in groeiende verklaring van de liefde, in Uw Zijn, dan kunt ge verzekerd wezen, dat geen reglementeren noodzakelijk is. Dan kunt Ge gevrijwaard blijven van de gevolgen die voortvloeien uit het opstellen van regels voor ons samenzijn en het eigen geestelijke levende bewustzijn.

Goede vrienden, de aanduidingen op deze plaats gegeven omtrent de groei van het geestelijk bewustzijn in Uzelf zijn geenszins volledig. Wij duiden aan algemeenheden in dit opzicht. Wij kunnen dat onmogelijk op deze plaats en in deze vorm anders doen. Het zou onverantwoord wezen wanneer wij persoonlijk met één of ieder Uwer te rade zouden gaan over eigen tekortkomingen, moeilijkheden, bezwaren. Dat wensen wij niet en Gij evenmin. Wij geven U algemene aanduidingen voor datgene wat gevolgd moet worden, wilt Gij die volmaking naderbij komen. Maar wij zeiden het vroeger reeds, zoals wij uiterlijk verschillen, zo verschillen wij ook als innerlijk levende wezens. Een ieder Uwer is verzekerd van die persoonlijke bijstand, leiding en hulp, die aanpast bij datgene wat tekort gekomen wordt. Ja, tekort gekomen wordt. Wij zeggen dit heel duidelijk, nietwaar? Want wij stelden immers tevoren reeds dat het doel waarnaar wij streven is, dat Christus vorm in óns aanneemt. En hoe ver zijn wij allen daar dikwijls vanaf en bewust dat wij daar ver nog vanaf gebleven zijn. Dat is onvoldoende. Het komt er niet op aan, dat wij het tekort kennen. Het komt er op aan, dat het tekort aangevuld en overbrugd gaat worden. Dat mijn vrienden gaat gebeuren. Wij worden ons meer en meer bewust, Gij en wij en vele anderen buiten de kleine kring die Gij kent, dat het leven eeuwig is. Dat eeuwigheid is, daar waar wij nu zijn. Langzaam aan wordt doorbroken de cirkel van geboorte, leven, opgang, rijzing en ondergang. Langzaam aan breekt het licht door, wordt het duidelijk in ons, in ons verstandelijk levende mensen, dat wij geroepen zijn om door te breken zelf die cirkel van geboorte, opgang en nederdalen. Hoezeer is dat nu nodig in Uw wereld.

Wij komen terug hier op het woord, dat de Meester zelf gesproken heeft omtrent het eeuwige leven. “Wedergeboorte” heeft Hij genoemd, wat wij aanduiden met het dóórbreken van die cirkelgang. Wedergeboorte, inderdaad! Het betekent in eenvoudige woorden gezegd, dat Gij en wij bewust worden van het geboortebeleven van het Christusbeeld, het levende beeld van Christus in ons.

Wanneer dat gebeurd zal zijn in ieder Uwer, dan kunt Gij uitzien naar een opstijgen van een verder gaan, dan kunt Gij achter laten datgene wat tot dusverre U bezwaard heeft. Dan kunt Gij inderdaad zeggen, dat Gij naar de top van de berg streeft. Want zolang Gij zijt in het stadium van leren van lessen die herhaald moeten worden, kunt Ge de basis niet gelegd weten waarop Gij klimmen kunt.

Zo is het, goede vrienden, zo en niet anders. Het nieuwe leven breekt door, het nieuwe leven wordt beleefd door U en door ons, doordat wij vrij gemaakt worden, vrij, doordat Gods geest in ons werkt en ons vrij zet, vrij houdt, vrij maakt. Maar laat ons dan in liefde verbonden voortgaan ons te keren, onze aandacht en belangstelling uitsluitend te richten naar dat wat des Christus is in ons, in U en in ons. Opdat wij, vrij gemaakt, vrij blijven van datgene wat des mensen zij.

Wij danken U, wij danken U voor de ontvangst van onze woorden, voor de aanraking die gij gezocht, ervaren hebt. Wij danken U voor het vertrouwen dat gesteld Gij hebt in de leiding voor Uw leven. Opdat het Koninkrijk kome, opdat Gods wil geschiede ín U en dóór U voor de vrijmaking van ons allen.

Amen

Chat openen
Waar kan ik je mee helpen?
Kan ik je ergens mee helpen?