Wij komen vanavond tot U met de bedoeling U dichter te brengen bij de werkelijkheid – van Uw plaats in het heelal, van de bestemming van Uw leven – dan tevoren.
Wij komen tot U met de bedoeling U uit te leggen hoevelen er onder de mensen in de aardse sfeer zijn, die zich vastgrijpen aan een woord en aan de vermeende betekenis daarvan – en die daardoor worden afgesneden van de belevenis van de werkelijkheid van het leven.
Wij doelen hier op het woord, dat – veelal verkeerd geinterpreteerd – gebruikt wordt in Uw sfeer en dat Gij aanduidt met “KARMA.”
Hoe weinigen Uwer, hoe weinigen in Uw omgeving, verstaan de diepere betekenis van wat – in een ander land en onder andere volkeren – aangeduid wordt met dit woord.
Het is bepaald een verkeerde voorstelling die in Uw kringen heerst wanneer men het woord “Karma” gebruikt om aan te duiden iets wat veeleer een bijgelovig besef van Noodlot genoemd zou moeten worden. Ja, bijgelovig, zo moeten wij het noemen; bijgelovig…. omdat “Noodlot,” zoals wij het in Uw taalgebruik kennen, niet bestaat. Het begrip van “noodlot” als culminatiepunt van kwade invloeden die een mensenleven beheersen, dat heeft men verworpen…. omdat men modern gedacht heeft, omdat men zich bewust is geworden, dat daarmede onvoldoende verklaring gegeven wordt van hetgeen in het leven verkeerd gaat.
Men heeft in vele gevallen daarvoor in de plaats gesteld het woord “Karma.” Maar het begrip is daarom nog wel hetzelfde gebleven…. een begrip dat – zoals wij zeiden – aangeduid mag worden als “een bijgeloof.”
Zo zien wij het en wij hebben een vaste en gegronde bedoeling om over het begrip “Karma” met U te spreken en de plaats die Karma inneemt in de ontwikkeling van een ieder van ons.
Men heeft in Uw kring goede, gelovige, getrouwe mensen, die met “Karma” zouden willen aanduiden: ongemakken, kwalen, die hun het leven moeilijk maken. Of wel, die menen dat die ongemakken of kwalen voortgesproten zijn uit het Karma. En daarmee zijn zij dan veelal tevreden. Het is een kruis wat aanvaard en gedragen moet worden, wellicht een straf over misstappen en mistoestanden in vorige levens: Nietwaar? Zo spreekt men veelal!
Welnu, goede vrienden, dit is onjuist. Het is verkeerd van een dergelijke veronderstelling uit te gaan. Hoe weinig toch wordt begrepen het feit, dat onze Vader, onze Schepper, is de God van Liefde. Zou Hij zó Zijn liefde in ons leven demonstreren en uitwerken willen?
Wij willen hier gaarne dieper op ingaan, want nódig is dit. Wij voelen wel, dat – wanneer wij deze vraagstukken aanraken – Uw aller belangstelling geprikkeld wordt. Want wij gaan nu naar de kern van de zaak, nietwaar? Zo voelt Gij het en zo bedoelen wij het ook.
Wij willen velerlei onderwerpen aansnijden, gezamenlijk, en onze visie daarop geven. Wij hebben in de voorgaande avonden, die wij in Uw gezelschap hier in deze opperkamer doorbrachten, reeds veel gesproken, veel over het licht, veel over de kracht, veel over de macht en de sterkte van de liefde, die het wezen van den Vader zijn. Wij hebben dit gedaan, om U en ons te verdiepen in de grootsheid en de goedheid en de almacht van Hem, die wij gerust – als Zijn kinderen – onze Vader noemen mogen.
Zeker, het was goed en nuttig ons te verdiepen, ons te verliezen zelfs, in het beeld, dat wij zo gaarne duidelijker nog voor U gesteld hadden en waarin Gij inderdaad de grootsheid van Hem beter had moeten zien. Maar onze middelen om U enig besef te geven van wat wij beleven wanneer wij aanschouwen mogen het grotere licht, onze middelen om dat aan U door te geven, schieten vaak tekort. Wij weten het en toch zijn wij dankbaar voor de weg die afgelegd werd. Omdat wij het besef hebben – en werkelijk constateren mogen – dat onze samenkomsten inderdaad een optrekkende uitwerking gehad hebben. Omdat ons sámen spreken en ons sámen zoeken naar de waarheid zelf inderdaad tot gevolg gehad heeft, dat bij ons allen – bij U in Uw wereld en ons in onze sfeer – een groter, dieper bewustzijn is ontstaan van datgene, wat wij kennen en weten van de almacht en de grootheid van onze Vader.
Maar Hij is niet alleen in verheven táál uitgedrukt. Hij is uitgedrukt óók in datgene, wat wij gaarne ontlopen zouden.
Dit is een wonderlijke gedachte voor velen in Uwe sfeer.
HIJ IS “Ik ben die Ik ben.”
Dit klinkt wellicht raadselachtig. Maar wij kunnen het anders niet zeggen.
Wij spraken over de grootheid en de volheid van het wezen van Liefde. Over het licht, over de stralende heerlijkheid van Zijn wezen. Zeker, dat gaat ons makkelijker af en wij denken daarbij allicht aan kracht, aan macht, aan heerlijkheid.
Wij zien daar één bepaalde zijde van het wezen van den Vader. Maar wij mogen niet uitsluiten de andere zijde, ook al zouden wij om die te omschrijven woorden moeten kiezen, die over het algemeen weinig in verband worden gebracht met het wezen van Liefde, die onze Vader is. En toch: Hij is die Hij is.
Wij spraken met U bij de vorige gelegenheid dat wij samen kwamen, over pijn, duisternis en lijden, als de portalen die voeren tot het stralende licht, de vreugde en de blijheid. Vreugde, kracht, schoonheid, blijheid…. dit zijn de attributen, die wij erkennen en begrijpen als te zijn uitdrukking van het wezen van onze God, onze Vader. Maar die portalen van duisternis en pijn en dat lijden komen óók van Hem en leiden ook tot Hem en zij zijn óók uitdrukkingen van Zijn wezen!
Goede vrienden, dit is een wet! Dit is een wet die zich herhaalt in ons eigen Zijn. Het is een wet waarvoor men in esoterische scholen namen gevonden heeft. En onder die namen en benamingen heeft men in bepaalde esoterische kringen zich verdiept in de werkelijkheid, die wij zoëven genoemd hebben. Men heeft er studies over gepubliceerd en het zou zeker Uw moeite waard zijn U te verdiepen in datgene wat hierover reeds gezegd wérd.
Wij komen op deze avond niet héél ver bij de beschouwing van het totaal van wat wij de “keerzijde” wilden noemen van het beeld van den Vader…. het beeld, dat zich herhaalt in ieder van ons persoonlijk. Want wij dragen het beeld van den Vader in ons. Hij heeft Zijn stempel volledig op ons gedrukt!
Wij willen U deze gedachte medegeven, opdat Gij – voor zover daarmede niet vertrouwd – U erin verdiepen kunt.
Ongetwijfeld zullen er – voor ons allen bij het verdiepen in deze gedachte: dat het duister evenzeer een uitdrukking van het wezen van den Vader moet zijn – vragen oprijzen, die niet direct beantwoord kunnen worden. Maar wij zullen samen verder komen.
Wij hebben deze gedachte uitgesproken – als het begin voor wat volgen moet – omdat wij deze moeilijke les óók moeizaam geleerd hebben, omdat wij dit inzicht na harde strijd in eigen Zijn verworven hebben. Wij kennen de vragen, die daaromtrent oprijzen moeten. Wij kennen uit ervaring de strijd, die het kost om ook hierin God als grootste en machtigste te blijven zien.
Wij komen nu terug op het woord Karma, dat reeds eerder vanavond uitgesproken werd.
Inderdaad, Gij hebt allen zoals Gij hier zijt, reeds een besef, een ruimer inzicht omtrent de weg van vele levens, die velen onzer gaan moeten. De weg, die voert van het geboren worden en het Zijn, door het graf, naar het nieuwe bestaan – waarin zich telkens weer de lessen voor moeten doen, die niet geleerd werden. Opdat men volmaking deelachtig kan worden!
Ja, zo is het. Zo is het bestemd in de grote liefde van den Vader. Hij wilde ons volmaakt doen zijn, zoals Hij volmaakt is. Hij rust niet vóórdat dit plan-in-ons-verwezenlijkt wordt. Hij geeft ons kans na kans. Hij probeert telkens weer onszelf – d.w.z. God-in-ons – te verklaren.
Zo hebben wij de lessen des levens te zien! Niet als lessen voor ons, ons daarbij vasthoudende aan de stoffelijke voorstelling die wij van onszelf hebben. Neen: het gaat erom, dat lessen herhaald moeten worden, juist omdat wij vasthouden aan dat “zelf,” dat verloren moet gaan. Omdat wij niet leren wíllen de lessen, die ons God-in-ons openbaren.
Dat is de weg van het Karma. Telkens weer, telkens weer, gaat het erom dat God-in-ons erkend wil worden waaruit volgen moet, dat het “zelf” – dat klein is – verloren gaat, opgelost wordt in het grotere, hogere Zelf, wat God is.
Wij spraken met U over de noodzaak van evenwicht, van harmonie. Gij weet welke woorden daarover gesproken werden. Gij weet ook, dat wij uitgesproken hebben, dat datgene, wat U van Uzelf-in-stoffelijke-vorm bekend is, slechts is de uitdrukking van Uw hoger-Zelf, dat zintuigelijk niet waarneembaar is.
Wanneer er in het grotere-Zelf onevenwichtigheid heerst, wanneer daar een toestand optreedt als het ware van “ziekte” – zo drukken wij het wellicht het gemakkelijkste voor U en ons uit – dan komt het beeld daarvan tot uitdrukking in het stoffelijk lichaam, in datgene wat wáárgenomen kan worden door een ieder Uwer.
Ja, zó is de verwarring ontstaan. Zo is het gebeurd, dat men – wanneer er mensen op de aarde zijn, die gekweld worden en die pijnen kennen en die aan z.g. chronische kwalen lijden – dat men gemeend heeft dit te moeten toeschrijven aan het “Karma.”
Onevenwichtige toestanden in het hogere en grotere Zelf, worden als het ware gereflecteerd in onevenwichtige toestanden in het stoffelijk Zijn, in het stoffelijk lichaam-zelf.
Maar nu moeten wij U verklaren, de brede kloof die ligt tussen het “Karma” en anderzijds de oorzaak van velerlei chronische kwalen. Dat is niet eenvoudig. Toch moet het U duidelijk gemaakt worden.
Uw “Karma” is – zoals wij gemeend hebben U duidelijk te kunnen maken – de noodzaak voor ieder van U – en van ons – om door levenslessen geleerd te worden minder van ons zélf te zijn, opdat het Goddelijke in ons grotere gestalte kan aannemen. Dat moet geschieden voor elk van ons op eigen wijze, opdat inderdaad in elk van ons de Goddelijke gestalte volmaakt kan worden. Wij zijn individuele uitdrukkingen van het wezen van den Vader. Dat schiep hetgeen wij “Karma” noemen…. doordat wij telkens weer blijven stil staan bij de belangen van het eigen zijn, telkens weer gebonden blijven aan het kleine-zelf, dat dragen als de ware last, in plaats van op te stijgen als met vleugelen opdat wij – vrij gemaakt van het – zelf – de Goddelijk kracht-in-ons récht kunnen doen wedervaren!
Het andere is, dat wij, op de weg die wij vervolgen moeten, onevenwichtig zijn en onevenwichtig – verstoord van evenwicht en dus onharmonieus – gaan van levensfase naar levensfase. Dat is heel iets anders, goede vrienden, dan wanneer wij de lessen om het Goddelijke-in-ons te bevrijden, niet willen leren en deze lessen zich dus moeten herhalen!
Ziekte en kwalen en slechte gezondheid en velerlei andere vormen van onevenwichtigheid, die optreden in het stoffelijk lichaam – uitdrukking in de stof van het hoger Zijn – die zijn allen het gevolg van een voortgezette toestand van onevenwichtigheid, van on-harmonie.
Wij komen tot U, omdat wij U helpen kunnen en helpen mogen. Omdat wij inderdaad in staat zijn U-Zelf aan U te helpen ontdekken. Omdat wij U vertellen mogen van het grotere-Zelf, dat zich manifesteren wil in Uw eigen stoffelijk-Zijn. Dát is het voorrecht, dat wij kennen. Dát is de taak, die ons opgedragen werd. Wij komen tot U, niet om te becriticeren. Wij komen niet om af te breken waar opgebouwd moet worden. Wij komen slechts in de naam van Liefde en omdat Liefde ons dringt. Omdat wij U behulpzaam mogen zijn bij het vinden van de weg, die voert naar de vrijmaking in U en in ons van het hoogste, van het edelste, van God-in-ons. Wij komen hier nader op terug. Veel is hieromtrent nog aan U door te geven. Wij willen dit vanavond niet verder doen. Deze woorden zijn voor thans voldoende geweest.
Wij groeten U, goede vrienden.
Wij blijven met U verbonden. En wanneer deze woorden door U overlegd worden, dan komen wij, de helpers en vrienden die altijd om U heen zijn, U tegemoet om U verheldering te geven en om U bij te staan in het zoeken van de eigen weg.
Die kiest Gijzelf! Die weg wordt door U gegaan en niet door een ander. Er is geen ander, die bepaalt welke weg gekozen zal worden. Het Goddelijk voorrecht, U en ons geschonken, is dat wij de keuze bepalen mógen en móeten.
Mogen wij te allen tijde ons bewust leren worden, dat wij in ons kennen de bron van kracht, die is de Goddelijke vrede, ons beloofd en geopenbaard door den Meester – de vrede die het verstand te boven gaat. Gods vrede, die in ons is de bron van kracht, het rustpunt, het centrale punt van waaruit het Goddelijke in en door ons werken kan.
Amen.