Selecteer een pagina

9 maart 1953 – Communicatie

Goede vrienden,

Wij spreken tot U vanavond met de bedoeling om ons werk duidelijker aan U bekend te maken.

Hij die tot U spreekt is die men kent onder de naam DEMETRIOS. Een dienaar van God en van den Heer Jezus Christus. Die op de aarde de gestalte droeg van een priester in het Huis des Heren.

Sommigen Uwer weet van hem. Ge kent hem reeds. Gij hebt hem gezien in Uw droombeelden en ook in de beelden die gedurende de uren van de dag U verschenen zijn. Wij groeten U.

Wij komen tot U in denzelfde Naam en in den zelfden Geest als waarin wij in ons vorig leven op deze aarde de zaak van onzen Vader hebben gediend. Wij komen tot U met meerdere kracht en meerder licht omdat wij verdieping van ons inzicht beleefd hebben.

Wij willen U vanavond iets mededelen omtrent de wijze waarop deze boodschappen tot U gebracht worden.

Gij weet zoveel van horen zeggen, Gij hoort zoveel, Gij leest zoveel. En dit alles is waar…. en toch onvolledig. Wij hebben het daarom nodig en goed geoordeeld, omtrent onszelf en onze aanwezigheid hier U ter verduidelijking iets mede te delen.

Maar, goede vrienden, beseft dat hoe moeilijk het is onszelf duidelijk voor U verstaanbaar te maken in Uwe woorden! Gij moet begrijpen…. méér dan onze woorden zeggen gaan. Gij moet aanvoelen en daarna pas onze woorden overdenken. Want wij hebben een instrument van woorden, dat wel zeer gebrekkig is om déze toestanden en déze vormen van leven en manifestaties daarvan aan U op verstandelijke wijze door te geven. Gij wilt dit wel in gedachten houden.

Wij komen tot U telkens en telkens weer. Wij staan bij U, wij zijn naast U en raken U inderdaad aan. Maar…. hoe weinigen hebben de sensitiviteit ontwikkelen mogen welke waarneemt in het stoffelijke apparaat, de aanraking van ons Zijn.

Het is een belangrijk punt. Wij komen tot U en wij hebben persoonlijk contact met U. Ieder Uwer persoonlijk staat in voortdurende aanraking met één of meer aanwezigheden uit onze geestelijke spheer.

Weet Gij dit? Beseft Gij dit? Kunt Gij reeds iets van die vredebrengende ervaring opdoen, die bereikt wordt door het besef verbonden te zijn en te blijven met vrienden in de geestelijke spheer? Sommigen van U voorzeker wel. Voor anderen komt die tijd weldra.

Gij hebt ieder van U persoonlijke contact-vrienden in onze wereld. Deze vrienden zijn het die de brug vormen tussen Uwe wereld en de onze. Beseft Gij ook hoe het mogelijk is, dat door dit contact Uw leven, Uw Zijn, verrijkt en verruimd worden? Want daarmede hebt Gij een brug gekregen naar de grotere gemeenschap met de Heiligen in onze spheer. Gij hebt dit contact…. en hebt er veelal nog slechts weinig van ervaren. Daarom is het nuttig – en nodig zelfs tot nu toe – dat wij komen met onze helpers en de z.g. tussenpersonen om met U te spreken.

Dit is geen gewóón spreken, zoals Gij het in het dagelijks gebruik kent.

Er is reeds bij een voorgaande gelegenheid iets gezegd omtrent de voorbereidingen die getroffen moesten worden – vóór en aleer wij samen konden komen op dit geestelijk gebied – en vóórdat een woord, door óns gesproken, door óns gedacht en geformuleerd in onze gedachten, doorgegeven kon worden, langs verschillende schakels totdat het onze spreker vanavond bereikt. Dit willen wij U gaarne verduidelijken.

Er is – in onze geestelijke spheer – geen spreken in woorden, in talen, zoals Gij het kent. Dit wil zeggen: diegenen Uwer, die overgaan naar onze spheer moeten wel nog leren zich uit te drukken in de gedachten – die zuiver en correct zijn en die, in onze wereld, door ons begrepen worden zonder het medium van symbolen van een taal. Dat wilt Gij wel begrijpen.

Maar onze gedachten moeten overgebracht worden naar Uwe spheer – waarin het symbool alle denken moet kunnen uitdrukken.

Dat is niet eenvoudig te verklaren. Maar…. wanneer Gij iets weet van de electrische apparaten die in Uw wereld zulk een vermaardheid hebben gekregen, dan kunt Gij wellicht begrijpen hoe dit werkt.

Een gedachte vat post, een gedachte wordt gelééfd en daarmede wordt aan die gedachte in onze spheer richting gegeven. Dat kan immers met Uw, in symbolen uitgedrukte gedachten, ook gebeuren! Gij werkt met Uw symbolen op dezelfde manier en stuurt die uit in Uw aether. Wij werken op soortgelijke wijze: er zijn geestelijke wezens, die als het ware dienen als de “apparaten”, waarlangs de berichtgeving plaatsvindt – zoals Gij, in Uwe wereld, een telegram of kabelgram verzenden kunt uitgedrukt in symbolen.

Op die wijze wordt de betekenis van de symbolen vertaald omgezet en uitgedrukt in andere symbolen, welke begrijpelijk zijn voor den ontvanger. Nietwaar, dit beeld kent Gij! Zo gaat het inderdaad ook met onze berichtgeving naar Uwe spheer.

Het heeft in vele gevallen nog zo weinig zin, dat wij onze gedachten – onuitgedrukt in de symbolen ener taal – naar voren zouden brengen. Indien wij hier gedachten tot U willen zenden, dan moeten die gedachten wel uitgedrukt worden in het beeld, dat Gij kent en waarmede Gij vertrouwd zijt, want anders hebben onze gedachten voor ons doel geen nut. Maar…. wanneer Gij wilt nagaan in de geschriften die uit de oudheid bewaard zijn gebleven, dan zult Gij zien, dat daar wel degelijk sprake is van de erkenning van inwerking van astrale krachten, welke echter niet kon worden weergegeven in de symbolen, die destijds bekend waren.

Wij hebben ook iets te zeggen omtrent het gebruik van de talen, de talen die het verkeer onder de mensen dikwijls zozeer bemoeilijkt hebben.

Onze gedachten zijn – wanneer wij onderling de waarde en betekenis daarvan kunnen leren verstaan – duidelijker en veel beter begrijpelijk dan wanneer deze in algemeen erkende symbolen van woorden en taal worden uitgedrukt. Dat zult Gij ons wel willen toegeven.

Hoe vaak is het niet dat Gij, bij de bestudering van vreemde talen – tot de ontdekking komt dat een bepaald woord of een woordgebruik in Uw eigen taal onmogelijk of slechts met de grootste moeite kan worden weergegeven in het symbolische evenbeeld in de andere taal, nietwaar? Maar wanneer wij, als geestelijke wezens, tegenover elkaar staan, bevrijd van de belemmeringen van het stoffelijk Zijn, dan kunnen wij in “gedachten” als het ware “spreken” en misverstand is dan volkomen uitgesloten.

Dit is een der grote zegeningen van het opgetrokken-zijn tot onze spheer en daar te mogen verkeren. Want hoeveel ellende, hoeveel misverstanden zijn niet in het leven van de aardse mens ingeslopen door het gebrekkige bestaan van Uwe symbolen voor de uitdrukking van Uw innerlijke gedachten.

Wij hebben deze belemmeringen in onze werelden dus niet meer. Goddank niet meer! Wij kennen elkaars gedachten. Wij zien-en weten. Dat is veel. Taalkennis hebben wij niet nodig. Wij hebben slechts geestelijke kennis nodig en…. het woord “slechts” is feitelijk misplaatst; dat begrijpt Gij reeds.

Wij komen tot U zonder de bezwaren van onbekendheid met Uwe taal. Maar…. natuurlijk moeten er aan onze zijde – vanwaar de telegrammen aan Uwe wereld gezonden worden – wel degelijk diegenen zijn die ingeschakeld worden, opdat de symbolische taal waarin Gij U uitdrukt, ook inderdaad door ons verzonden kan worden.

Wij beleven met U een nauw contact. Ook wanneer Gij het niet weet en er U niet bewust van bent. Wij zeiden het reeds: wij hebben het vermogen om de “gedachten” die beleefd worden als het ware te zien! Dat moeten wij wel zo stellen om het enigszins aanvaardbaar en begrijpelijk voor U te maken.

Wij kunnen ook in Uw geestelijk-zijn een gedachte bevorderen; helpen bij het formuleren van ene gedachte nog vóór deze zich uitdrukt in het symbool van taal. Maar dat bemerkt Gij veelal niet. Slechts diegenen die zuiver en volkomen ingesteld worden op het ontvangen van de mededelingen en op het ervaren van het contact waarover gesproken werd – slechts die personen willen zich bewust zijn, dat zij als instrumenten bespeeld worden…. dat hunne gedachten gevormd worden met medewerking van anderen – van invloeden die van buitenaf komen, invloeden van geestelijke zijde. Invloeden, waarmee zij in de nauwste verbinding staan. Want nauwer contact dan het contact van de geest is wel niet denkbaar.

Wij verwachten, dat wij enigszins verhelderend gesproken hebben over deze vraagstukken. Wij meenden hierover iets meer te moeten zeggen omdat, zoals reeds werd opgemerkt, velen van U lezen of wel gehoord hebt of wel ingelicht zijn door anderen die hun eigen ervaring hebben gehad. En die ervaringen zullen waarheden zijn, zullen beleefd zijn geworden. Daaraan behoeft Gij niet te twijfelen. Maar in wezen is er geen andere lezing mogelijk over het contact tussen ons, geestelijke mensen, dan wat wij U vertelden.

Wij komen tot U. In vorige levens waren wij niet in Uw land. Wij kenden Uwe taal niet en kennen die ook nog niet. Wij drukken ons zelf niet uit in Uw taal, maar het symbool dat gebruikt wordt is een waarachtige weergave van datgene wat wij beleven als uitgedrukte gedachten in onze spheer. En door het “apparaat” waarlangs de berichtgeving plaatsvindt, vindt dan de omzetting plaats in Uwe symbolen-taal.

Dit woord is, menen wij, volkomen duidelijk voor het beoogde doel. Maar indien Gij, bij herlezing hiervan, nog aarzeling zoudt hebben omdat Uw begrip hierbij onbevredigd blijft, dan komen wij op deze aangelegenheid terug.

Wij hebben een contact met U, dat niet alleen is een uitzenden van berichten naar Uw spheer, maar evenzeer vangen wij Uw berichten op. Dat weet Gij toch! Gij hebt het immers ervaren, allen van U. Wanneer Gij een beroep doet op de helpers, de medewerkers, de leiders in bepaalde gevallen in onze spheer om U hulp te verlenen, om U bij te staan in bijzondere omstandigheden…. dan hebt Gij de zekerheid ontvangen, dat Uwe verzoeken om hulp niet alleen geregistreerd werden en in ontvangst werden genomen, maar de gevraagde hulp is U geboden. Dat is bepaald Uwlieder eigen ervaring geweest.

Wanneer Gij dit weet, wanneer Gij dit ervaren hebt…. wilt Gij dan niet bedenken, dat dit contact niet plotseling, opeens en alleen desgevraagd, tot stand komt? Het is er altijd, mijn vrienden! Het is niet iets wat optreedt bij tijd en wijle. Het is niet iets dat ingeschakeld wordt alleen wanneer Gij het wilt. Het is altijd aanwezig.

Maar…. wij kennen de omstandigheden wanneer dit contact – of liever de demonstratie daarvan, de uiting daarvan, het blijk dat daarvan gegeven wordt in het stoffelijke Zijn – wanneer dat tevéél zou worden. Dan zouden Uw gedachten en Uw daden en Uw Zijn in de tegenwoordige wereld, waarin Gij Uw plaats vervullen moet, gehinderd worden. Dan zou dit contact een plaats gaan innemen waardoor Uw andere functies gestoord zouden worden! Dit mag niet.

Wanneer onevenwichtige personen met deze materie, met dit contact, zich bezig gaan houden alsof het een amusementsbedrijf is – wanneer op onredelijke basis men demonstraties wil leveren van de aanwezigheid van de geestelijke vrienden…. ja, dan kunnen wij één van twee mogelijkheden vervullen: nl. óf terugtreden geheel, het contact als het ware verbreken, óf de uiting daarvan belemmeren.

Maar…. Gij kent de menselijke natuur! Gij weet welke gevolgen deze maatregelen hebben – in vrijwel alle gevallen. Men haakt naar de sensatie – want anders zou men niet zo onevenredig veel aandacht geven aan de manifestaties van het bewuste contact. Het is sensatielust mijne vrienden! Het gaat daar niet meer om “de brug over te gaan” naar een ruimere, meer heldere, meer verlichte geestelijke wereld…. dáárom gaat het niet.

Wie zich deze zuivere oogmerken als doel heeft gesteld, die behoudt het evenwicht. Omdat de geestelijke kracht en het inzicht dat toegevoegd wordt, bedoeld zijn om juist de plaats, die men inneemt in het huidige leven, in het thans, beter en meer doelbewust te laten vervullen.

Neen, diegenen, die een ongeoorloofde demonstratie van dit contact zoeken, zijn niet belust op gééstelijke winst, maar op een ander soort winstbejag.

Dat is gevaarlijk. Dat weet Gij ook. Wij hebben onze redenen, zoals reeds herhaalde malen gezegd werd, om niet met U te komen tot verschijningen, oproepingen, levitaties en vele andere soorten van demonstraties van het contact tussen Uwe en onze wereld. Wij hebben geldige en grondige redenen daarvoor. En wij zijn dankbaar, dat wij in déze kring daartoe geen behoefte aanwezig vinden. Wij kunnen gezamenlijk de brug bewandelen en inderdaad beléven een aanraking met ervaring, welke in ónze wereld gereed gemaakt, gereed gehouden wordt, voor het gebruik in Uwe spheer. Daaromtrent moeten wij eveneens meer met U spreken.

De ervaringen, de wijsheid, de kennis, die meegevoerd wordt door diegenen die in onze wereld komen, is niet verloren. Niets wat goed is, gaat ooit verloren. Wij hebben hier een menigte van vrienden uit alle landen der aarde. Wij hebben hier de geestelijke schatten, die gedurende alle eeuwen van het bestaan van het mensdom vergaderd zijn.

Beseft dat! Dat is groots! Dat is méér dan aanwezig is in Uwe universiteiten, leeszalen en bibliotheken. Wij hebben hier dit alles opgegaard en opgezameld, als basis voor verdere geestelijke ontwikkeling. Dat is nog véél meer dan wanneer Gij ál het verstand en ál het vernuft dat zich in de jaren van het bestaan van het mensdom op aarde gedemonstreerd heeft, bijeen gegaard zoudt hebben…. en dit alleen!

Want in deze wereld waarin wij zijn, wordt gewérkt met het materiaal, dat wij bijeen vergaard hebben. Het ligt hier niet ongebruikt en niet onbenut. Het wórdt gebruikt, het wórdt benut. Er wordt mede gewoekerd, mijn vrienden! En – zoals Gij op aarde, bij de bestudering van een kleinood daarop het licht laat vallen – zo ook hier. Alleen…. ons licht is sterker dan het aardse licht.

Er wordt veel verhelderd voor die geestelijke wezens, die in onze wereld komen met hun schatten van ervaring en kennis. En vele problemen, die in de aardse spheer voor hen onopgelost bleven, worden hier verklaard en dan…. gaat die kennis naar U toe! Dan wordt, wat verklaard en begrepen werd, afgezonden langs het “apparaat” waarover wij reeds gesproken hebben, zover en zoveel dit mogelijk is.

Maar hoe kunnen wij de hemelse gedachten – die ons duidelijk geworden zijn in een spheer die het symbool van woorden niet meer nodig heeft – aan Uw wereld doorgeven?

Niet doordat wij in woorden uitdrukken waarvoor Uw wereld het symbool nog niet gevonden heeft…. dat kán niet. En bovendien: wanneer wij het grootste nut in Uw wereld bereikt willen zien met de verlichting en het inzicht dat hier gegeven werd, dan moeten wij hetgeen bereikt werd niet zonder meer voor het menselijk-aanvaarden gereedmaken, dat zou niet juist zijn.

Maar dan mogen wij inderdaad “afdalen” tot de aardse spheer en daar – in nauwe samenwerking, ofschoon meestal onopgemerkt en niet erkend – mede werken aan het vestigen, op het aardse vlak, van de mogelijkheid der demonstratie van hoger inzicht en van inniger belevenis van de eeuwige wetten die God ons heeft verklaard.

Indien wij tot U kwamen met inlichtingen en berichten van wetenschappelijke, diepgaande aard, getuigende van inzicht op velerlei technisch gebied…. wat nut ware U dat? Gij hebt daar nauwelijks enig gebruik voor. Het is interessant, o, ongetwijfeld, maar wanneer Gij, aan het einde van een discours omtrent een dergelijk technisch onderdeel van het Zijn, naar huis zoudt gaan…. dan kondet Gij onmogelijk iets anders zeggen dan: interessant en wellicht waar.

Wij hebben dit overdacht; wij weten, dat het nut van dergelijke uiteenzettingen voor U en Uwe vrienden van weinig meer dan oppervlakkig belang geacht kan worden. Wij beogen dit niet. Wij beogen niet met het geven van onze uiteenzettingen het verwekken van het gevoel, dat Gij iets “interessants” beleeft hebt. Geenszins.

Onze mededelingen zijn er slechts op gericht geweest U duidelijk te maken hoe nauw, hoe intensief, de samenwerking is tussen Uw levensspheer en de hogere spheren.

Wij willen U zo gaarne overtuigen – indien dat nog nodig mocht zijn – hoe nauw de betrekkingen zijn, die bestaan tussen het leven in het stoffelijk-zijn en het leven in de geestelijke wereld. Hoe er een opbouw is, een opbouw voor geestelijke wezens én…. hoe langs de weg van opstijging, óók een pad voert dat “afdalen” heet. Hoe er is voor U een opgaan in geestelijk opzicht, een opstijgen tot ene wereld…. even reëel, even duidelijk omschreven als Uw eigen bekende wereld. En hoe – vanuit die hogere spheren – inderdaad “afdalen” naar Uwe wereld diegenen, die iets te bieden hebben, diegenen die iets bereiken mogen in
Want Hij leeft en werkt in U en in ons.

Uw spheer. En hoe – doordat hetgeen in onze wereld bereikt werd, doorgegeven wordt naar het plan waarop Gij nog verkeert – dat plan wordt verhoogd.

Hier moeten wij een denkbeeld uiten, dat zich moeilijk uiten laat. Maar stelt U zich voor, dat als het ware een ladder opvoert tot in hogere gebieden en dat die ladder rust op het aardse vlak. Wanneer dan het niveau van het aardse vlak verhoogd wordt, dan reikt ook de ladder verder. Dan kunnen Gij – én wij – langs die ladder grotere hoogten bereiken. Dan kunnen wij bereiken groter licht, grotere werkelijkheid. Ons inzicht – Uw inzicht zowel als het onze – zal dan verruimd mogen worden en wij zullen meerdere heerlijkheid van den Vader zien.

Dat is en blijft ons doel. Dáárom, daarom alleen, gaat het! Wij komen tot U, wij vertellen U iets, wij leggen U iets uit. Wij versterken de brug waarlangs het contact geleid wordt. Die brug – die zo krachtig ondersteund wordt door het vertrouwen, dat volgt uit het besef van Liefde. Die brug mogen wij versterken.

Wij mogen in Uw leven versterken en aanmoedigen het grote, het goede, het machtige en het krachtige. Wij mogen U helpen bij de ontdekking van het Godsrijk in U. Wij mogen Uw denken leiden en richting geven aan Uw zoeken naar de grootsheid, naar de heerlijkheid van den Vader in U.

En wat Gij vindt, wat Gij bereikt, wat U geopenbaard wordt, dat brengt U hoger. En naar de mate Gij hoger stijgt, mogen ook wij hoger stijgen. De eenheid – waarover wij reeds eerder spraken – is een noodzakelijkheid voor U en voor ons.

De Vader zegene U!

De Vader geve U Zijn kracht, Zijn wijsheid, Zijn Liefde bovenal, in grotere mate dan ooit tevoren, te ervaren en te beseffen.

Amen.

Chat openen
Waar kan ik je mee helpen?
Kan ik je ergens mee helpen?